Ik weet gewoon niet wat ik wil

Ik weet gewoon niet wat ik wil

“Het is zo vaag”, zegt Meike. “Ik weet gewoon niet precies wat ik nu wil, maar ik weet wel dat ik dit niet meer wil. Dat wordt met al dat thuiswerken alleen maar duidelijker. Omdat ik niet goed weet wat ik wil, blijf ik in rondjes draaien. Er zit onrust in mij, ik voel me ongelukkig in mijn werk. Daar ga ik dan over nadenken om vervolgens vast te lopen. Er is zoveel dat ik leuk vind, maar kan ik daar mijn werk van maken? Echt goed erover nadenken, lukt me ook niet omdat mijn huidige baan veel van mij vraagt en ik thuis ook niet veel rust heb. Ik ben gewoon moe en dat komt mijn werk niet ten goede.“

Ik durfde mijn werkgever niet om hulp te vragen

Meike komt bij mij op aanraden van een collega. Ze moest echt een drempel over om te komen, zo vertelde ze mij. “Ik durfde mijn werkgever niet te vragen of ik hiernaar toe mocht. Juist omdat ik niet weet wat ik wil. Als ik dat wel zou weten, zou ik weten welke opleiding daarbij past en kan ik dat onderbouwen. Maar nu? De kans zit er ook nog in dat ik een andere baan wil. Dan kan ik toch niet vragen of ik drie dagen op retraite mag?” Haar collega heeft haar een zetje gegeven: “Wat heeft onze leidinggevende, en dus de organisatie, eraan als jij uitvalt? Natuurlijk is het vervelend om iemand nieuws te moeten zoeken als jij weg zou gaan, maar iemand die geen plezier meer beleeft en minder presteert is ook een last voor de organisatie. Bovendien is deze retraite juist bedoeld om meer helderheid te krijgen.” Dat gaf de doorslag.

Ik ben het zo zat!

Nu is ze bij mij en komt het ongemak weer boven. “Ik weet het gewoon niet. Dat geeft zoveel onrust. Ik heb het gevoel dat ik iets moet en blokkeer vervolgens. Dan voel ik de frustratie oplopen.” Ze probeert diep in te ademen, maar dat lukt niet goed. Ze hapt nog eens naar adem. Ik vraag haar een symbool te noemen voor de zin ‘ik weet het gewoon niet’. Ze zint hier even op en zegt dan met een beetje venijnige glimlach “een baksteen. Zo’n zwaar ding, waar je op zichzelf niet veel aan hebt. Je kunt er alleen een ruit mee ingooien.” Uit de schuur haal ik een baksteen en geef ‘m aan haar. Ze zit er een tijdje mee op haar schoot en zegt dan “ja, dat is het, ik weet het gewoon niet”. Het raakt haar. Tranen stromen over haar gezicht. Wat doet de baksteen met jou? “Het drukt op mij, het zit in de weg, het is zwaar, maar het voelt ook vertrouwd.” Een tijdje zit ze stil met de baksteen op haar schoot. “Ja,” zegt ze, “zo is het, ik val er stil door.” Ik vraag haar of ze iets met de baksteen wil doen. “Aan ene kant wil ik het ver van me wegsmijten, zo dwars door het raam. Ik ben het zat, zo spuugzat! En aan de andere kant wil ik het hier bij me hebben. Het is geen comfortabel gevoel, maar op de één of andere manier hoort het bij mij. Oh, wat is dit erg! Deze twijfel zorgt er nog meer voor dat ik het niet weet.”

Dit is wat gedachten kunnen doen

Dit is wat ‘zinnen’ kunnen doen, hoe mentale constructies, gedachten, in ons kunnen werken en doorwerken. Het fenomeen ‘belemmerende overtuigingen’ is hier een bekend voorbeeld van. Bij belemmerende overtuigingen ga je op zoek naar een mentale constructie die onder gedrag ligt. Je kent ‘m nog niet. Je gaat er naar op zoek zodat je op gevoelsniveau een alternatief ernaast kunt zetten. Dat geeft ruimte en vrijheid. In het voorbeeld van Meike is het zinnetje ‘ik weet het gewoon niet’ een eigen leven gaan leiden. Het heeft meerdere functies gekregen, naast blokkade is het bijvoorbeeld ook een magneet. Het trekt Meike als het ware steeds sneller naar zich toe, als een eilandje in de storm, en biedt haar een stukje veiligheid. Het eilandje laat de storm echter niet bedaren.

  • Welke zinnen of gedachten werken door in jou?
  • Wat is het effect ervan op jou? Geeft het je ruimte, of werkt het beperkend?
  • Weet je waar de zin of gedachte vandaag komt? Herken je ‘m uit je familie?

Voor artikelen die ingaan op mijn praktijk, vermeng ik bestaande vragen van klanten met bestaande oefeningen. Ik geef de klant een fictieve naam. Zo maak ik het herkenbare anoniem.

Ik ben nogal direct

Voor ik het weet heb ik er wat uitgeflapt.
Of ik onderbreek iemand.
Opeens neem ik het gesprek over.
Of ik zeg iets, wat ik niet zo bedoel, maar wat wel zo overkomt.
Daar heb ik dan spijt van.

Wil jij me leren om minder direct te zijn?

Direct zijn is voor beide kanten niet altijd even makkelijk. Beide partijen kunnen er flink last van hebben, dus is het geen wonder dat dit onderdeel in coaching naar voren komt. Zo ook bij Hans, een beleidsmedewerker die geregeld ziet dat zijn gedrag niet het gewenste effect heeft. Daar baalt hij van, want hij wil vooruit.

Nu moet hij vaak terugkomen op iets wat hij heeft gezegd. Dan moet hij uitleggen wat hij eigenlijk bedoelde en soms excuses maken. Terwijl, hij bedoelde het toch goed? Het was toch duidelijk? Ook gaat hij vaak om mensen heen. Dat werkt het snelst en loopt hij de minste risico’s op gedoe. Maar zijn leidinggevende heeft daar laatst wat van gezegd, dus nu is hij bij mij om te leren minder direct te zijn.

Tijdens de oefeningen komt de focus van Hans bij de ander te liggen. Niet zozeer vanuit begrip, want hij begrijpt prima hoe zijn gedrag over kan komen, maar als leerdoel: hoe zorg ik ervoor dat ik op de juiste manier overkom?

Het oefenen bezorgt hem spreekwoordelijk zweet. Hij probeert op allerlei manieren om zo te communiceren dat het goed valt bij de ander. Tot de bom barst. ‘Jemig’, schreeuwt hij, ‘wat een gedoe. Ik wil gewoon dat de ander snapt wat ik bedoel. Zo moeilijk is het toch niet! Ik wring me in allerlei bochten, word steeds ongeduldiger en toch haakt de ander niet aan’.

Een sterk moment: het doel kan overboord. Dat zit alleen maar in de weg. We kunnen terug naar het doel dat het dichtst bij Hans ligt en dat is vooruitkomen. Dit moment alleen al is een opluchting.

De volgende stap is juist vertrekken bij zijn directe stijl van communiceren. Hoe kan deze stijl hem helpen om vooruit te komen. Hij weet nu wel wanneer deze stijl hem in de weg zit, nu is het zaak om te achterhalen wanneer deze stijl sprongen voorwaarts genereert.

Door dit inzicht, lepelt Hans zo drie voorbeelden op uit andere situaties die hij direct kan toepassen in zijn werk. ‘En’, zegt Hans, ‘het is nog niet eens mijn stijl van communiceren die mij helpt. De kern is de vraag waar ik nieuwsgierig naar ben bij de ander. Als ik die vraag voorbereid, kan ik elk gesprek met mijn collega’s succesvol afronden, direct en snel, voegt hij er met een knipoog aan toe.’

Toffe baan en toch niet blij

Ja, leuk, dacht Desirée, toen ze werd gevraagd voor de werkgroep ‘minder werkprocessen, meer werkplezier’. Ze ziet dat collega’s een beetje moe worden van alles wat moet. Ze klagen meer en kijken chagrijnig bij de zoveelste aankondiging van het management. Desirée vindt dat je met klagen niet veel bereikt en gaat liever aan de slag om dingen te veranderen. Deze werkgroep is daar een mooie ingang voor.

Desirée is coördinator op haar afdeling. Ze is zo iemand die oprecht van haar werk houdt. Ze gaat niet naar huis voordat ze alles afgerond heeft wat die dag op haar lijstje staat. Als er iemand ziek is of jarig, zorgt zij voor bloemen en laat een kaart langs alle collega’s gaan zodat de beste wensen worden overgebracht. Een vrouw met een opgeruimd karakter die de boel op orde heeft. Zo oogt het.

Ze belde mij voor een afspraak. Op een rustige plek ontmoetten we elkaar. Ik schonk koffie in en bij het overhandigen van haar beker, zag ik tranen over haar wangen stromen. Ze bood direct haar verontschuldigingen aan en zei dat ze blij was er nu met iemand over te kunnen praten.

Ze vertelde hoe zwaar het haar allemaal viel. Ze wist heus wel dat haar leidinggevende en collega’s haar waarderen, maar ze merkt daar dagelijks niet veel van. De sfeer in de organisatie maakt haar moe. Het kost haar energie om de moed erin te houden en haar bijdrage te leveren aan verbetering. ‘Af en toe heb ik gewoon zin om de handdoek in de ring te gooien’ zei ze met ergernis. ‘Terwijl juist nu mijn collega is uitgevallen en ik ben gevraagd om een deel van zijn werk er tijdelijk bij te doen. Ik weet het gewoon even niet meer.’

Wat ik in Desirées verhaal hoor, kom ik vaker tegen en is loyaliteit in de overdrive. Je geeft maar, en geeft maar en probeert daarbij jezelf voor ogen te houden dat je een gezegend mens bent met een toffe baan en leuke collega’s. Allemaal waar, maar het kost bakken met energie en in het laagje daaronder knaagt het. Vroeg of laat moet je terugschakelen en dat is bij Desirée nu het geval. De spanning tussen wie ze wil zijn en wie ze kan zijn is te groot geworden.

Het delen van haar frustraties lucht haar op. Het is het teken dat ze klaar is om dingen voor haar zelf te gaan veranderen. We praten over wat werken met spirit voor haar betekent en waar ze mee aan de slag wil. Ze spreekt uit dat ze in ieder geval de taken er niet bij gaat doen, maar is bang dat ze in het gesprek met haar leidinggevende in de verleiding komt om toch ja te zeggen. De eerste uitnodiging om meer trouw te zijn aan zichzelf. We oefenen het gesprek, net zo lang tot ze er vertrouwen in heeft dat ze respectvol en waardig nee kan zeggen.

Twee dagen later belt ze me op om te zeggen dat ze met haar leidinggevende had gesproken. Tot haar grote verbazing kreeg ze een compliment van haar leidinggevende. Zij zei dat ze van Desirée kon leren hoe je dat doet. Ze had er zelf ook geregeld moeite mee.

Voel jij je wel eens ongemakkelijk in een training?

Een tijdje terug was ik bij een training waar het meer om de trainer ging dan om de deelnemers. Ja, die bestaan nog, van die bijeenkomsten waar zenden de norm is en de aanwezigen niet meer zijn dan vulling van de zaal en van het ego. Gelukkig kom ik dat niet vaak tegen.

Wat ik nog wel geregeld ervaar, is zoiets als competitie of ‘kijk-mij-eens’ tussen deelnemers. Ik dacht altijd dat ik de enige was die daar sensitief in was. Dat er alleen bij mij een zesde zintuig aanstond waardoor ik me ongemakkelijk en oncomfortabel voelde. Meestal negeerde ik dat, omdat ik er ten slotte was om iets te leren. Dus deed ik braaf mee, en erger nog, ik forceerde mezelf door dingen te zeggen waar ik me niet senang bij voelde. Ik zette een masker op dat niet lekker zat, dat me afleidde van mijn doel: iets leren. Ja, ik leerde dat ik het niet fijn vond om er gevoelig voor te zijn. Ik leerde trainingen te vermijden, of alleen deel te nemen als ik echt zeker wist dat het me meer zou brengen dan alleen een onprettig gevoel en de hand-out. Het maakte me meer autodidact en ervaringsdeskundige, en minder deelnemer.

Inmiddels weet ik van allerlei soulmates dat zij daar ook last van hebben. Een soulmate vertelde me dat ze laatst een workshop had gevolgd waarbij ze allerlei ‘leuke dingen’ moest doen met een bal, en overgooien, en iets met een stoel. Zij vroeg wat de bedoeling van de oefening was, want ze voelde zich er niet prettig bij. Het antwoord gaf haar geen voldoening, maar in de groep werd duidelijk dat ze haar zagen als spelbreker. Meedoen zou ervoor zorgen dat ze haar eigen grenzen overging, niet meedoen zette het spelbrekerschap op scherp: heel ongemakkelijk! Iemand anders vertelde dat hij in een training zat met iemand die niet los kon komen van zijn ego. Tijdens het voorstelrondje deelde hij al mee wat zijn omzet was en de rest van de training stelde hij zichzelf op als betweter, vraagbaak en allround-deskundige. Het leidde hem zo ontzettend af dat hij na een gesprek met de begeleider, die overigens meermalen zonder succes had geïntervenieerd, naar huis is gegaan.

“Het is zo vervelend om in een groep met iets anders bezig te zijn dan je doel. Dat je een masker op moet zetten om je prettig te voelen.”

Het is zo vervelend om in een groep met iets, of iemand anders bezig te zijn dan je doel. Dat je een masker op moet zetten om je nog een beetje prettig te voelen. Natuurlijk is een nieuwe groep onwennig, maar ik ken inmiddels tal van trainers die daar oog voor hebben en weten wat ze moeten doen om een veilige setting neer te zetten. Ze starten direct met een sfeer van respect, erkenning en aandacht. Kijk, dat zijn óók soulmates. Zij zorgen ervoor dat je zonder masker kunt leren, in een comfortabele en veilige omgeving. Met hen werk ik graag samen omdat ik weet hoe belangrijk het is om je Thuis te voelen in een training.

Werken met spirit?

In mijn werk ontmoet ik veel mensen die ‘werken met spirit’. Dat is in mijn ogen niet alleen enthousiast zijn en de juiste mentaliteit hebben (je schouders eronder willen zetten, werken aan het doel e.d.). Dit zou je ook bevlogenheid kunnen noemen.
Werken met spirit is m.i. dat je werkt vanuit jouw innerlijke wijsheid en kracht, vanuit jouw unieke natuur, jouw spirit dus. Wat je doet, sluit aan op wie jij bent en op jouw visie in je werk. Ik vind Annemarie van Gaal (Louis mag van mij ook, in dit verband) of Adelheid Roosen hier mooie voorbeelden van, of columnist Rosanne Hertzberger. Zij laten zien dat het logisch is wat ze doen, omdat het als het ware de bedoeling is dat ze dat doen. Het is hun ‘natuur’.
Maar ik ontmoet ook mensen die hier een beetje van afgedwaald zijn. En soms ook mensen die eigenlijk geen idee hebben wie ze zijn en wat hun visie is op hun werk. Zij voelen zich vaak geleefd in hun werk, hebben last van werkdruk of zijn hun werk gewoon spuugzat. Met hen ga ik op zoek naar hun spirit: wie zijn ze, en wat past bij hen. Ik ben benieuwd naar wat werken met spirit voor jou betekent, en of jij werkt met spirit. Ik vind het leuk om je reactie te lezen.

Rust in je hoofd, rust in je werk: waar vind je dat en hoe houd je het vast?

De kerstvakantie was dit keer een bijzondere voor mij. Op het oog leek het een vakantie zoals jij ‘m wellicht ook kent, met vrienden en familie, tradities, frisse wandelingen en lekker zonder wekker wakker worden. Een waar cadeau als je dat in goede gezondheid en liefde mag doorbrengen. Maar ik heb ook gewerkt. Dat deed ik met heel mijn hart, in opperste toewijding, en tegelijkertijd in volledige rust. Wat heerlijk, dacht ik vaak, eindelijk de rust en ruimte om actief te zijn, en om te lezen, te reflecteren, je gedachten de vrije loop te laten en allerlei inzichten en oplossingen ‘gewoon’ te laten ontstaan. Op zich is dat ook nog niet eens zo bijzonder, totdat bij mij het kwartje viel: dit is wat ik wil! Zo wil ik altijd wel werken! Hoe kan ik dit vaker ervaren in mijn werk? En dat veranderde mijn blik.

Diezelfde dag nog las ik in een boek van Alan Seale over het Japanse concept ‘kokoro’. In het westen hebben we daar niet echt een goede vertaling voor. Het is een woord dat betrekking heeft op je innerlijk: hoe verhouden jouw hart, hoofd en ziel zich tot datgene wat je doet (werk, sport, vriendschap etc.). Het is verbonden met jouw centrum. De plek waar het stil en rustig is, waar je passie leeft, en van waaruit intenties worden geboren die samen met gedachten, innerlijke waarheid en wijsheid uitdrukking geven aan je talenten en vaardigheden. In het concept van ‘kokoro’ vallen hart, hoofd en ziel samen. Ze vormen een soort innerlijke éénheid, een bron van rust en kracht in je houding en activiteiten naar buiten toe.

In ‘kokoro’ vond ik een sleutel. Hoe vaak laat ik me niet leiden door wat ik heb te doen, in plaats van stil te staan bij wie ik heb te zijn, of wil zijn, in relatie tot mijn werk. Heb ik eigenlijk wel klip en klaar voor ogen wie ik wil zijn? Hoe kan ik daar meer helderheid over krijgen en dat steviger meegeven in mijn werk om te bereiken wat de bedoeling is. Hoe fijn zou het zijn als ik vaker aan het einde van een werkdag een tevreden gevoel heb over mijn bijdrage, in plaats van geleefd te zijn door to-do, e-mail en telefoon? Het maakt niet uit of je leidinggevende, professional, directeur, ondernemer, of wat dan ook bent. Het gaat om wie jij bent in relatie tot je werk. ‘Kokoro’ als onderdeel van een sterke professionele identiteit. Volgens mij helpt deze bron bij het vinden van meer innerlijke rust en zelfvertrouwen en draagt het bij aan meesterschap in je werk.